Je browser is verouderd en geeft deze website niet correct weer. Download een moderne browser en ervaar het internet beter, sneller en veiliger!

FAQ: Aanleveren van opnamen aan de LBZ-medisch

​DHD krijgt van ziekenhuizen weleens de vraag welke opnamen ze moeten aanleveren aan de LBZ en welke opnamen ze moeten voorzien van diagnosecodes. Hieronder vindt u de antwoorden op een aantal veelgestelde vragen over het belang en de manier van aanleveren van opnamen aan de LBZ.

1. Welke opnamen moeten ziekenhuizen aanleveren?

Ziekenhuizen zijn verplicht om alle opnamen aan te leveren. De reden hiervoor is dat we een volledig beeld van de medisch geleverde zorg willen hebben. Bij een opname gaat het om een handeling waarbij een patiënt op een voor verpleging ingerichte afdeling is geweest (klinische afdeling, dagverplegingsafdeling of observatorium). Dit betreft ook opnamen die niet voldoen aan de NZa-regels voor een klinische opname, langdurige observatie zonder overnachting en dagopname.

Vanaf 2020 worden ook opnamen met klinische zorgdagen in de thuissituatie beschouwd als een klinische opname. Poliklinische en SEH-opnamen beschouwen we niet als een opname, maar dienen als een ambulant contact aangeleverd te worden.

2. Welke opnamen moeten ziekenhuizen gecodeerd aanleveren?

Alle opnamen die voldoen aan de NZa-regels voor een klinische opname, langdurige observatie zonder overnachting en dagopname dienen volledig gecodeerd aangeleverd te worden. Om ziekenhuizen te ondersteunen bij het coderen van dagopnamen is het project AI-ondersteund coderen van start gegaan. Kijk hier voor meer informatie.

3. Welke opnamen voldoen niet aan de NZa-regels voor een klinische opname, langdurige observatie zonder overnachting en dagopname?

Ieder ziekenhuis heeft wel eens te maken met opnamen op een voor verpleging ingerichte afdeling die niet aan de NZa-regels voor een opname voldoen. Dat wil zeggen dat er voor deze opnamen geen klinische verpleegdag, IC-dag, dagverpleging of langdurig observatie zonder overnachting mag worden gedeclareerd. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn acute observaties korter dan 4 uur en klinische opnamen waarbij de patiënt dezelfde dag nog naar huis gaat.

Met ingang van registratiejaar 2019 is een extra type zorg gedefinieerd, namelijk resterende opname. Op deze manier kunnen ook opnamen aangeleverd worden die niet onder het opnametype klinische opname, langdurige observatie of dagverpleging zijn geregistreerd, maar wel als opname gelden (bijvoorbeeld vastgelegd als poliklinische opname).

4. Onder welke zorgtypen kunnen de opnamen die niet voldoen aan de NZa-regels worden aangeleverd?

De opnamen die niet voldoen aan de NZa-regels kunnen worden aangeleverd onder de gebruikelijke medisch-inhoudelijke zorgtypen ‘K’, ‘D’ en ‘O’. Een aantal EPD-leveranciers maakt geen onderscheid in zorgtype bij opnamen die niet voldoen aan de NZa-regels. Als dit voor uw ziekenhuis geldt, dan kunnen deze opnamen aangeleverd worden onder zorgtype ‘R’, de restopnamen.

5. Welke opnamen tellen mee in de berekeningen van de LBZ-indicatoren?

Alle opnamen van Nederlandse patiënten die voldoen aan de NZa-regels voor een klinische opname en langdurige observatie tellen mee in de berekeningen van de HSMR. Bij de OLO en Heropnameratio worden alleen de klinische opnamen meegeteld die voldoen aan de NZa-definitie.

Met ingang van registratiejaar 2019 tellen opnamen niet mee als ze niet voldoen aan de NZa-regels. In eerdere jaren konden ze – afhankelijk van de criteria – (gedeeltelijk) meetellen in de berekeningen. Meer informatie over de berekening van de LBZ-indicatoren vindt u op de pagina Veelgestelde vragen, onder de items HSMR, OLO en Heropnamenratio.

Meer informatie over aanlevering van opnamen aan de LBZ?

In de gebruikshandleiding vindt u meer informatie over de aanlevering van opnamen aan de LBZ. Paragraaf 6.8.1 en 6.8.2 gaan specifiek over de aanlevering van opnamen die wel en niet voldoen aan de NZa-regeling.